Natuurinclusief bouwen en ontwerpen voor huismussen
Huismussen (passer domesticus) leven graag in de buurt van mensen. Hun nestplaats is doorgaans in of aan een gebouw en voedsel is veelal door de mens bewust of onbewust verzorgd.
Huismussen zijn erg honkvast. Ze vliegen niet verder dan een paar honderd meter bij hun nest vandaan en houden het liefst heel hun leven dezelfde nestplek. Het zijn sociale dieren die in groepsverband leven(koloniebroeders). De helft van de jongen uit een nest overleeft het eerste halfjaar en huismussen worden zo’n 4 jaar oud. Ze hebben 2 a 3 legsels per jaar.

Helaas gaat het slecht met de huismus. Wat kun je doen?
De habitat van de huismus moet voldoen aan een combinatie van een aantal elementen, die ook nog eens binnen een straal van enkele meters (dekking bij voedselbronnen) tot enkele honderden meters (nestplek en voedselbronnen) van elkaar moeten liggen. De habitat moet bestaan uit een combinatie van plekken voor nestgelegenheid, voedsel (voor volwassen en jongen), dekking (stekelige struiken, groenblijvende struiken en klimplanten, coniferen, klimop), plekken voor stofbaden en drinkwater. De huismus kent twee typen verblijfplaatsen: de nesten als voortplantingsplaats en altijdgroene struiken en klimplanten als rustplaats in de winter. Ontbreekt één van de onderdelen of liggen ze te ver van elkaar verwijderd, dan is de habitat niet geschikt.
Wet Natuurbescherming: de huismus is een beschermde vogelsoort
De huismus staat als ‘gevoelig’ vermeld op de Rode Lijst van Nederlandse Broedvogels. Het aantal huismussen in Nederland gaat achteruit. In steden als Den Haag zijn huismussen in de meeste wijken niet meer te vinden.

De habitat van een huismus
Het goede nieuws is dat je als ontwikkelaar en bouwer de huismus kunt helpen door natuurinclusief te bouwen en een geschikte habitat te creëren. De habitat van de huismus moet voldoen aan een combinatie van een aantal elementen, die ook nog eens binnen een straal van enkele meters (dekking bij voedselbronnen) tot enkele honderden meters (nestplek en voedselbronnen) van elkaar moeten liggen. De habitat moet bestaan uit een combinatie van plekken voor nestgelegenheid, voedsel (voor volwassen en jongen), dekking (stekelige struiken, groenblijvende struiken en klimplanten, coniferen, klimop), plekken voor stofbaden en drinkwater. De huismus kent twee typen verblijfplaatsen: de nesten als voortplantingsplaats en altijdgroene struiken en klimplanten als rustplaats in de winter. Ontbreekt één van de onderdelen of liggen ze te ver van elkaar verwijderd, dan is de habitat niet geschikt.
Groenblijvende struiken als winterverblijf en voedsel voor mussen
In de directe omgeving van de nieuwe nestplaats moet continu voldoende dekking aanwezig is (minimaal 3 à 4 meter hoog opgaand groen), en dat er altijd (binnen 100 à 200 meter, bij voorkeur binnen 50 meter) voldoende geschikt voedsel en potentiële slaapplaatsen beschikbaar.
Kolonies van huismussen
Kolonies groter dan 25 paar kunnen zichzelf in stand houden en er kan in dat geval ook dispersie naar kleinere kolonies in de omgeving plaatsvinden. Groepen huismussen bij kinderboerderijen, maneges, dierentuinen, terrasjes, stations en dergelijke zijn vaak de laatste grote kolonies in het stedelijk gebied. Behoud van deze plekken is essentieel voor het behoud van de huismus. Vergeet ook niet de oude, nog niet gerenoveerde woonwijken met veel groen. Rond deze bolwerken bevinden zich vaak andere deelkolonies. Bij renovatie is het dus heel belangrijk dat er natuurinclusief gebouwd wordt en dat de huismus tijdens de bouw goed beschermd wordt met behulp van alternatieve verblijfplaatsen en een geschikte habitat in de buurt.
Nestkasten voor huismussen in een natuurinclusief ontwerp

- Er is een minimale broedruimte van 12,5 en ten minste 17 cm hoogte;
- De huismuskast heeft een invliegopening van 34mm;
- Plaats huismuskasten op minimaal 3 meter hoogte en niet hoger dan de 3e etage;
- Bied meerdere nestplekken bij elkaar aan, bijvoorbeeld vijf bij elkaar op vijf verschillende plekken;
- Zorg dat de openingen minimaal 50 centimeter uit elkaar liggen;
- Dit kan dichter bijeen, maar zorg er dan voor dat de nestingang niet zichtbaar is voor de huismus die in de andere nestingang zit;
- Plaats de huismuskast bij voorkeur op een noord- of oostzijde of een ligging in de schaduw van een dakgoot of iets dergelijks. Ze mogen ze niet te heet worden in de middagzon, maar zich ook niet op een te koude locatie bevinden;
- Gebruik duurzaam materiaal en zorg dat het materiaal waarvan ze zijn gemaakt niet behandeld is met chemische middelen.
Alternatieve nestverblijven voor huismussen
Vogelschroot verplaatsen
Dakgootbetimmering en vogelgalerijen
Liever geen vogelvides voor de huismus
Uit recent onderzoek is gebleken dat vogelvides, waarbij mussen tussen het vogelschroot door kunnen naar nestruimte, niet voldoende bewezen effectief zijn.
Wet Natuurbescherming: maatregelen voor de huismus
Alternatieve verblijfplaatsen en nestkasten voor huismussen
Gewenperiode van nieuwe en alternatieve verblijfplaatsen
Huismussen hebben de tijd nodig om aan nieuwe nestplaatsen te wennen. Gedurende deze gewenningsperiode (minimaal 3 maanden) moeten zowel de oorspronkelijke situatie als de nieuw aangebrachte vervangende voorzieningen beiden aanwezig zijn. Hierdoor kunnen de huismussen de voorzieningen ontdekken en verkennen voor de ingreep wordt uitgevoerd. Een voldoende lange gewenningsperiode is nodig om een voldoende succes van de maatregelen te waarborgen.
Hoe dichter de vervangende verblijfplaats bij de oorspronkelijke verblijfplaats wordt gerealiseerd (<200m), hoe groter de kans is op succes. In de laatste maand van de gewenningsperiode kan al aangevangen worden met het langzamerhand ongeschikt maken van de oorspronkelijke verblijfplaats. In geval voedsel geen beperking geeft is de huismus zeer flexibel in het innemen van allerlei typen vervangende verblijfplaatsen.
Als een nestplaats tijdelijk ongeschikt is voor de huismus door tijdelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld bij renovatie van een gebouw, kan na de verstoring de oorspronkelijke nestplaats hersteld worden. Voor de periode dat de werkzaamheden plaatsvinden, moet dan wel tijdig voor vervangende nestgelegenheid gezorgd zijn. Ook een tijdelijke achteruitgang van de functionaliteit is namelijk niet toegestaan.
Voor vervangende nestplaatsen geldt volgens de richtlijnen van BIJ12:
In de directe omgeving van de nieuwe nestplaats moet continu voldoende dekking aanwezig is (minimaal 3 à 4 meter hoog opgaand groen), en dat er altijd (binnen 100 à 200 meter, bij voorkeur binnen 50 meter) voldoende geschikt voedsel en potentiële slaapplaatsen beschikbaar.
Zie voor meer informatie het kennisdocument met de richtlijnen van BIJ12.
Natuurinclusief ontwerpen voor andere doelsoorten
Wil je meer weten over hoe je natuurinclusief kunt ontwerpen voor andere doelsoorten? Voor veel soorten hebben we de wensen van de dieren voor je in kaart gebracht.